Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knip·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knipoog knipogen
verkleinwoord knipoogje knipoogjes

Zelfstandig naamwoord

de knipoogm

  1. teken met een oog om verstandhouding of waardering uit te drukken
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
knipogen

knipoog

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knipogen
    • Ik knipoog. 
  2. gebiedende wijs van knipogen
    • Knipoog! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knipogen
    • Knipoog je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen