• op·knip·pen

opknippen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opknippen
knipte op
opgeknipt
zwak -t volledig
  1. een groter geheel in kleinere onderdelen opsplitisen
    • Om de besluitvorming te versnellen, worden het plan voor de aanleg in stappen opgedeeld. Zo worden ook de partijen die tegen het opknippen van de Rondweg zijn over de streep getrokken. Door steeds deelbesluiten te nemen, wordt het beeld geschetst dat iedereen op elk onderdeel nog 'nee' kan stemmen. [2] 
    • De Boer begint met wat hij een ‘karakterargument’ noemt. ,,Twaalf jaar geleden speelde het opknippen en verkopen van ABN Amro. Mannen in pakken zoals ik hebben dat laten gebeuren. Een Nederlandse bank met een fijnmazig internationaal netwerk is in één klap verkwanseld en de gevolgen daarvan merken we nog elke dag. Nou, zolang ik hier zit, gaat zoiets niet meer gebeuren. Ik laat hier niets weglopen, ik ga ervoor strijden.” [3] 
    • Wat er gebeurt als die deadline niet gehaald wordt, is niet duidelijk. Minister Hugo de Jonge (Zorg) liet in april tijdens een Kamerdebat weten niets te voelen voor de oproep van SP en PVV om de organisatie op te knippen in meerdere onafhankelijke stichtingen. ,,Ik sluit niet uit dat opknippen een denkbaar scenario is in toekomst. Maar ik zie nu de grond niet", aldus de bewindsman, die stelde dat Careyn in de afgelopen anderhalf jaar belangrijke stappen heeft gezet door de kraamzorgtak af te stoten en zich meer te richten op de ouderenzorg. [4] 
    • Bundelen, opknippen, doorverkopen: Goldman Sachs dupeerde ABN Amro met frauduleuze transacties. Gisteren bleek ook de Rabobank slachtoffer van een vergelijkbare misleiding. [5] 
92 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[6]