• dic·ta·tuur
  • Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘regering door dictator’ voor het eerst aangetroffen in 1850 [1]
  • Via het Latijnse dictatura van dictare
enkelvoud meervoud
naamwoord dictatuur dictaturen
verkleinwoord dictatuurtje dictatuurtjes

de dictatuurv

  1. (politiek) staatsvorm waarbij de macht vrijwel volledig in handen van één of enkele personen ligt
    • “Dertien jaar na de invasie is Irak een verscheurd, verwoest en getraumatiseerd land. Van een snelle overgang van dictatuur naar democratie, zoals de Amerikaanse en Britse regering voorspelden, is niets terechtgekomen. In plaats daarvan is in Irak een meedogenloze machtsstrijd uitgebroken, die tot op de dag van vandaag voortduurt, en die heeft geleid tot opmars van de meest gevreesde terreurbeweging ter wereld: Islamitische Staat (IS).”[2] 
    • steeds meer Russen constateren dat ook zij gevangenen zijn - niet van granaatvuur, maar van een volwaardige dictatuur. [3] 
  2. (figuurlijk) meedogenloze overheersing
    • Brusselaars zijn de dictatuur van Koning Auto zat[4] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]


dictatuur

  1. (politiek) dictatuur