• dic·ta·to·ri·aal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dictatoriaal dictatorialer dictatoriaalst
verbogen dictatoriale dictatorialere dictatoriaalste
partitief dictatoriaals dictatorialers -

dictatoriaal [1]

  1. van, door een dictator
     Ïn Zuid-Korea legt de overheid verantwoording af aan de burgers en heeft de bevolking volop economische kansen; het land is zeer welvarend", aldus de Nederlandse uitgever bij het verschijnen van dat boek. "Noord-Korea wordt dictatoriaal geregeerd en kent al tientallen jaren onderdrukking en hongersnood."[2]
  2. heerszuchtig
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nobelprijs Economie voor onderzoek naar verschillen in welvaart tussen landen” (14-10-2024), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be