heerszuchtig
- heers·zuch·tig
- afgeleid van heerszucht met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | heerszuchtig | heerszuchtiger | heerszuchtigst |
verbogen | heerszuchtige | heerszuchtigere | heerszuchtigste |
partitief | heerszuchtigs | heerszuchtigers | - |
heerszuchtig
- dominerend, overheersend, de overhand hebbend, penetrerend
- De heerszuchtige koning liet niets aan zijn ministers over.
- Hij was een heerszuchtig type baas die niemand liet mee beslissen.
- Het woord heerszuchtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heerszuchtig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be