Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·heer·send

Werkwoord

vervoeging van: overheersen
verbogen vorm: overheersende

overheersend

  1. onvoltooid deelwoord van overheersen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen overheersend overheersender overheersendst
verbogen overheersende overheersendere overheersendste
partitief overheersends overheersenders -

Bijvoeglijk naamwoord

overheersend

  1. dominerend, heerszuchtig, de overhand hebbend, penetrerend
    • De rode pepers waren te overheersend in het toch al heel scherpe gerecht. 
    • Hij was een overheersend type baas die niemand liet mee beslissen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be