• cho·le·ra
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘besmettelijke buikloop’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • met het voorvoegsel chol- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cholera -
verkleinwoord - -

de cholerav / m

  1. (medisch) een zeer besmettelijke infectieziekte die de darmen aantast
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]


  • IPA: /ˈkɒləɹə/
enkelvoud meervoud
cholera -

cholera

  1. (medisch) cholera


  • IPA: /xɔlɛra/
  • cho·le·ra

cholera v

  1. (medisch) cholera; een zeer besmettelijke infectieziekte die de darmen aantast