kolere
- ko·le·re
- Van het Franse colère, als tussenwerpsel/krachtterm voor het eerst aangetroffen in 1950. Tevens een nevenvorm van cholera.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kolere | |
verkleinwoord |
- (informeel) uitroep van woede, ergernis e.d. waarmee men iemand iets vervelends toewenst
- Krijg de kolere!.
kolere
- uitroep van afkeer
- Het woord kolere staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kolere" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kolere" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be