• as·tro·naut
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ruimtevaarder’ voor het eerst aangetroffen in 1959 [1]
  • Ontleend aan het Engelse astronaut.
    Het is een pseudo-Oudgriekse samenstelling ἀστροναύτης (astronaútēs), opgebouwd uit ναύτης (naútēs; "zeeman")
  • met het voorvoegsel astro- met het achtervoegsel -naut [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord astronaut astronauten
verkleinwoord astronautje astronautjes

deastronautm

  1. (ruimtevaart) (beroep) een (Amerikaanse) ruimtevaarder
     Als een stoïcijnse astronaut staat hij in de felverlichte hal ondanks het warme weer met een dikke jas aan.[3]
    • Neil Armstrong was de beroemdste astronaut. 
     SLS moet de grootste en krachtigste raket ooit worden. In 2024 wil NASA er astronauten mee naar de maan brengen.[4]
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

astronaut

  1. (beroep)(ruimtevaart) astronaut; een ruimtevaarder