aanhanger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·han·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanhanger | aanhangers |
verkleinwoord | aanhangertje | aanhangertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanhanger m
- iemand die gelooft in een bepaald idee, of die een bepaalde groep of persoon steunt
- Een aanhanger van het communisme, een aanhanger van het CDA.
- Het parlement werd bestormd door woedende aanhangers van de president.
- (transport) rijdend object dat achter de auto gehangen kan worden voor het vervoeren van goederen
Synoniemen
- [2] aanhangwagen
Afgeleide begrippen
- [1] aanhang
Verwante begrippen
- [1] adept, discipel, fan, gelovige, lidmaat, medestander, navolger, volgeling, lid, supporter, trawant, volger
- [2] oplegger
Vertalingen
1. iemand die gelooft in een bepaald idee, of die een bepaalde groep of persoon steunt.
2. rijdend object dat achter de auto gehangen kan worden voor het vervoeren van goederen.
Gangbaarheid
- Het woord aanhanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanhanger" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be