medestander
- Geluid: medestander (hulp, bestand)
- me·de·stan·der
- In de betekenis van ‘partijgenoot’ voor het eerst aangetroffen in 1450 [1]
- van Middelnederlands medestander[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | medestander | medestanders |
verkleinwoord | medestandertje | medestandertjes |
de medestander m
- bondgenoot, aanhanger, iemand die je helpt je doel te bereiken, vaak tegen mensen dat proberen tegen te gaan
- Samen met zijn medestanders probeerde hij zijn tegenstanders te verslaan.
- Het woord medestander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "medestander" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "medestander" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- afgeleid van Middelnederlands medestaen "erbij zijn, terzijde staan" met het achtervoegsel -er[1]
medestander m
- compagnon, deelgenoot