• til·hen·ger
  • samenstellend afgeleid van  til vz  en  henge ww  met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 14948
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tilhenger     tilhengeren     tilhengere     tilhengerne  
genitief   tilhengers     tilhengerens     tilhengeres     tilhengernes  

tilhenger m

  1. (verkeer) aanhanger, aanhangwagen
    «Førerkort klasse B gir deg rett til å kjøre med tilhenger
    Het rijbewijs klasse B geeft u het recht om met een aanhangwagen te rijden.
  2. aanhanger, supporter (mannelijke vormen)
    «Sterkest tilhenger av burkaforbud i Spania er det konservative partiet Partido Popular.»
    De grootste supporter om de boerka te verbieden in Spanje is de conservatieve Partido Popular.
  3. aanhangster, supportster (vrouwelijke vormen)