adept
- adept
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘ingewijde’ voor het eerst aangetroffen in 1660 [1]
- Afkomstig van het Latijnse adeptus [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adept | adepten |
verkleinwoord |
de adept m
- ingewijde in de geheimen van een kunst of wetenschap van een sekte; in het bijzonder beoefenenaar der alchemie
- Het woord adept staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adept" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "adept" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ adept op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Afkomstig van het Franse adepte.
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
adept | more adept | most adept |
adept