• vijf·tal
enkelvoud meervoud
naamwoord vijftal vijftallen
verkleinwoord vijftalletje vijftalletjes

het vijftalo

  1. welgeteld vijf
    • Er is een vijftal redenen om dit niet te doen. 
  2. een groep van vijf
    • Het vijftal gezworen vrienden maakte al geruime tijd de buurt onveilig. 
    • Bar en Boos heeft de popquiz 2017 van Borne gewonnen. Daarmee voltooide de gedoodverfde titelkandidaat haar trilogie. Dit vijftal bleek de vorige twee edities ook al over de meeste kennis van de pophistorie te beschikken. „,We pakten punten met vragen over oude hits van Luv en BZN. Daarmee hebben we denk ik dit keer het verschil gemaakt”, jubelde de teamcaptain van het zegevierende vijftal. [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]