viertal
- vier·tal
- samenstelling van vier en tal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viertal | viertallen |
verkleinwoord | viertalletje | viertalletjes |
het viertal o
- welgeteld vier
- Er behoort een viertal soorten tot dit genus.
- een groep van vier
- Het viertal speelde al jaren samen.
- een wedstrijd vorm van bridge waarbij twee teams van twee paren tegen elkaar spelen
Woorden op -tal in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aantal• tweetal • drietal • viertal • vijftal • zestal • zevental • achttal • negental • tiental • elftal • twaalftal • twintigtal • dertigtal • veertigtal • vijftigtal • zestigtal • zeventigtal • tachtigtal • negentigtal • honderdtal • duizendtal |
- Het woord viertal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viertal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be