• ze·ven·tig·tal
enkelvoud meervoud
naamwoord zeventigtal zeventigtallen
verkleinwoord - -

het zeventigtalo

  1. 70 exemplaren (zaken of personen die uit zinsverband duidelijk zijn)
  2. ongeveer 70 exemplaren (zaken of personen die uit zinsverband duidelijk zijn)
     Het dak maakte geen deel uit van de betonnen sarcofaag die de reactor omhult, maar staat een zeventigtal meter verderop. Er was geen radioactief lek en niemand raakte gewond, zo laat het ministerie nog weten.[2]
     Pure Energie heeft een zeventigtal windturbines in Nederland. Dit jaar kwamen er dertien nieuwe bij, waar onder twee windmolens langs de A1 bij Deventer. De windmolens van Pure Energie zijn samen goed voor een productie van 135 Megawatt, waarmee 90.000 huishoudens van stroom kunnen worden voorzien.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Dak stort in op nucleaire site Tsjernobyl” (13-02-2013), Tubantia
  3.   Weblink bron “Pure Energie voor derde keer op rij 'de groenste' van Nederland” (27-10-2015), Tubantia