• uit·voe·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitvoeren
voerde uit
uitgevoerd
zwak -d volledig

uitvoeren

  1. exporteren (alle betekenissen)
  2. afhandelen, voltrekken, ten uitvoer brengen
     Nog voordat ik mijn pakken en overhemden ging uithangen in de kleerkast in de achterkamer, voerde ik het ritueel uit waarmee ik het bureau als mijn territorium markeerde.[2]
     We gingen zitten op het terras van Caffè Lavena. We hadden ook Florian of Quadri kunnen kiezen om ons te laten afzetten in naam van de nostalgie. Ook daar zouden we er zeker van hebben kunnen zijn dat de toeristische exploitatie van een klinkende naam en een elegant verleden met flair en stijl zou worden uitgevoerd.[3]
     Het is prachtig om lekker zen boven op de berg mooie voornemens te maken, maar hoe voer je die in het dagelijkse leven uit? Thuis probeerde ik bijvoorbeeld minder afwezig en met mijn gedachten bij mijn werk te zijn.[4]
  3. (software) runnen, een programma uitvoeren
  • [1]: (consumptie)goederen uitvoeren, uitvoeren van gegevens uit een informatiesysteem
  • [2]: een vonnis uitvoeren, een muziekstuk uitvoeren
  • [2]: een gerechtelijk bevel uitvoeren
vervoeging van
uitvaren

uitvoeren

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitvaren
    • ...dat wij uitvoeren. 
    • ...dat jullie uitvoeren. 
    • ...dat zij uitvoeren. 

de uitvoerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitvoer
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]