Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·wer·ke·lij·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

verwerkelijken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwerkelijken
verwerkelijkte
verwerkelijkt
zwak -t volledig
  1. een plan, wens of gedachte uitvoeren en daardoor tot werkelijkheid maken
    • Abe zal dit interpreteren als een mandaat om zijn grote droom te verwerkelijken: het herschrijven van de pacifistische grondwet die van kort na de Tweede Wereldoorlog dateert.[2] 
    • Ontwerpers willen dingen maken, ideeën verwerkelijken. Daarom moet er een Ministerie van Creatie & Klimaatzaken komen, indachtig het adagium Making is thinking van socioloog Richard Sennett, over de kracht van de makers.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Kjeld Duits 22 oktober 2017
  3. NRC 18 mei 2017