bewerkstelligen
- be·werk·stel·li·gen
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘uitvoeren’ voor het eerst aangetroffen in 1769 [1]
- Samenstellende afleiding van werk en stellig met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bewerkstelligen |
bewerkstelligde |
bewerkstelligd |
zwak -d | volledig |
bewerkstelligen
- overgankelijk zorgen dat iets tot stand komt
- Hopelijk bewerkstelligt Obama met zijn toespraak voor het Congres vandaag een verbetering in het economisch beleid.
- Het woord bewerkstelligen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bewerkstelligen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "bewerkstelligen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bewerkstelligen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be