stellig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stel·lig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zeker’ voor het eerst aangetroffen in 1761 [1]
- Naamwoord van handeling van stellen (beweren, verklaren) met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stellig | stelliger | stelligst |
verbogen | stellige | stelligere | stelligste |
partitief | stelligs | stelligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
stellig [3]
- zeer zeker
- met volle overtuiging en geen ruimte voor twijfel latend
- Er volgde een stellige ontkenning van een verband tussen de gebeurtenissen van 11 september en het bewind van Saddam.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. met volle overtuiging en geen ruimte voor twijfel latend
Gangbaarheid
- Het woord stellig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stellig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "stellig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stellig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be