• ver·ze·kerd
  • vervoeging van verzekeren: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verzekerd verzekerder verzekerdst
verbogen verzekerde verzekerdere verzekerdste
partitief verzekerds verzekerders -

verzekerd [1]

  1. gewis, stellig, vast, vaststaand, zeker [2]
  2. wie een verzekering heeft
vervoeging van: verzekeren…
verbogen vorm: verzekerde

verzekerd

  1. voltooid deelwoord van verzekeren
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]