• vol·trek·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voltrekken
voltrok
voltrokken
klasse 3 volledig

voltrekken

  1. overgankelijk ten uitvoer brengen
    • Het vonnis werd hedenmorgen voltrokken. 
  2. wederkerend zich ~: gebeuren
    • Er voltrok zich een ramp. 
     Het is stil in Roombeek. Touwen tingen tegen de vlaggenmast waar de driekleur halfstok hangt. In de verte het gejoel van spelende kinderen. Zo’n 70 mensen herdenken vrijdagmiddag 13 mei de ramp die zich 22 jaar eerder voltrok in de Enschedese wijk. Zij staan bij de plek waar de gewraakte vuurwerkcontainers een krater achterlieten. Een gat in de stad.[2]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. "voltrekken" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron
    Maarten Schoon
    “Burgemeester Roelof Bleker herdenkt vuurwerkramp Enschede in stilte: ‘Goed om hier zoveel mensen te zien’” (13 mei 2022), Tubantia
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be