Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·trok·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voltrekken

voltrokken

  1. meervoud verleden tijd van voltrekken
    • Wij voltrokken. 
    • Jullie voltrokken. 
    • Zij voltrokken. 
  2. voltooid deelwoord van voltrekken