plaatshebben
- plaats·heb·ben
- samenstelling van plaats en hebben
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plaatshebben |
had plaats |
plaatsgehad |
onregelmatig | volledig |
plaatshebben
- absoluut gebeuren, zich afspelen
- Heeft dat gesprek inmiddels plaatsgehad?
- De vervroegde verkiezingen zullen waarschijnlijk in september plaatshebben.
1. gebeuren, zich afspelen
- Het woord plaatshebben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plaatshebben" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be