had plaats
- Geluid: had plaats (hulp, bestand)
- had plaats
vervoeging van |
---|
plaatshebben |
had plaats
- enkelvoud verleden tijd van plaatshebben
- Ik had plaats.
- Jij had plaats.
- Hij, zij, het had plaats.
- Ik had plaats.
- Het woord had plaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.