• uit·voer·der
enkelvoud meervoud
naamwoord uitvoerder uitvoerders
verkleinwoord - -

de uitvoerderm

  1. (beroep) iemand die uitvoert of de leiding heeft over de uitvoering
  2. iets of iemand die een bepaalde regeling in de praktijk brengt
     Hoewel boeren in beide regelingen geld ontvangen om met hun bedrijf te stoppen, verschillen de doelen, middelen en de uitvoerder van de regeling. Wel is er één belangrijke overeenkomst: uitkopen gaat altijd vrijwillig. "Er zal nooit een zweem van verplichting aan zitten", verduidelijkt een woordvoerder van het Interprovinciaal Overleg (IPO).[2]
     Jamaloodin en Dos Santos werden genoemd door een groot aantal getuigen in de zaak tegen Burney 'Nini' Fonseca, de man die de schakel vormde tussen opdrachtgevers en uitvoerders van de moord. Het Openbaar Ministerie liet in de zaak-Fonseca in het midden of Dos Santos financierder was of opdrachtgever om Wiels te liquideren.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Deze opties hebben boeren om minder stikstof uit te stoten” (25 juni 2022), NU.nl
  3.   Weblink bron “Justitie op Curaçao stopt vervolging loterijkoning in moordzaak Helmin Wiels” (Dinsdag 23 november 2021, 04:34), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be