seinen
- sei·nen
de seinen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord sein
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
seinen |
seinde |
geseind |
zwak -d | volledig |
seinen
- overgankelijk het geven van een, meestal hoor- of zichtbaar, signaal
- Waarom seinde die tegenligger met z'n grootlicht naar mij?
- overgankelijk (techniek), (elektronica) het teken voor teken overbrengen van een bericht, meestal over grote afstand via kabel- of radioverbinding
- Telegrafisten seinden de berichten met een snelheid van z'n 25 tot 40 woorden per minuut.
- overgankelijk (politie) opnemen in een overzicht van personen of voorwerpen waarnaar gezocht wordt om een misdaad op te lossen
- ▸ Bij een inbraak of gewone diefstal worden soms elektronische apparaten (zoals een laptop, GSM, fototoestel, GPS, tablet, …) buitgemaakt. De politie zal de apparaten willen seinen als gestolen voorwerpen. Het voorwerp wordt dan geregistreerd in een nationale databank die toegankelijk is voor alle politiediensten in België.[1]
- [1] beduiden, waarschuwen
- [2] telegraferen
- [3] signaleren (in Nederland meer gebruikelijk)
- [1] inseinen
- iemand een seintje geven
behoedzaam iemand waarschuwen
- iemand inseinen
iemand ergens over inlichten
|
1. geven van een teken
2. het overbrengen van een bericht
- Het woord seinen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "seinen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Serienummers zijn belangrijk voor u en voor ons!” (30 juni 2020) op politie.be
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be