• sein·vuur
enkelvoud meervoud
naamwoord seinvuur seinvuren
verkleinwoord - -

het seinvuuro

  1. (communicatie) in brand gestoken materiaal bedoeld als teken voor personen die zich ver weg bevinden
    • Zodra de karavaan haar tenten opslaat, op de laatste avond voordat ze de mond van de Siatangrivier bereikt, zal Bchara, die de bewegingen ervan van boven uit de bergen waarneemt, een seinvuur aanleggen. Aziz-chons patrouilles zullen dat zien en op diezelfde nacht zal Aziz-chon de Grote Rivier oversteken. [2]