waarschuwen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: waarschuwen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈʋaːrsxyu̯ə(n)/
Woordafbreking
- waar·schu·wen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘op gevaar opmerkzaam maken’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- samenstelling van waar en schuwen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
waarschuwen |
waarschuwde |
gewaarschuwd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
waarschuwen [3]
- overgankelijk iemand verwittigen dat er mogelijke gevaren, problemen of gevolgen zijn
- Hij werd gewaarschuwd dat vandalisme niet getolereerd zou worden.
- ▸ Dagen achter elkaar was er niemand te bekennen, waardoor ik me nog kwetsbaarder voelde, en ik begon bij elke bocht hard te zingen om eventuele beren te waarschuwen dat ik eraan kwam.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iemand verwittigen dat er mogelijke gevaren, problemen of gevolgen zijn
Gangbaarheid
- Het woord waarschuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waarschuwen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "waarschuwen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ waarschuwen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be