Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tip·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tippen
tipte
getipt
zwak -t volledig

Werkwoord

tippen

  1. overgankelijk een fooi geven
    • Ik tip altijd een vast bedrag. 
  2. overgankelijk een wenk, hint geven
    • Hij werd vooraf getipt als de grote favoriet. 
    • Waakzame burgers tipten de politie. 
  3. overgankelijk lichtjes aantikken
    • Hij leunt achterover en tipt het kegeltje as van zijn sigaar. 
  4. overgankelijk evenaren, op gelijke hoogte komen
    • De omzetcijfers van dit jaar zijn goed, maar kunnen nog niet tippen aan die van vorig jaar. 

Zelfstandig naamwoord

de tippenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tip
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • tip·pen
Naar frequentie 97111

Zelfstandig naamwoord

tippen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van tip


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • tip·pen
Naar frequentie 198241

Zelfstandig naamwoord

tippen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van tipp

Zelfstandig naamwoord

tippen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van tippe
Synoniemen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • tip·pen

Zelfstandig naamwoord

tippen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van tipp


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • tip·pen
Naar frequentie 30731

Zelfstandig naamwoord

tippen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van tipp