signaleren
- Geluid: signaleren (hulp, bestand)
- sig·na·le·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
signaleren |
signaleerde |
gesignaleerd |
zwak -d | volledig |
signaleren
- het constateren van iets, en er vervolgens op attenderen door het geven van een signaal meestal ter waarschuwing over gevaar, onraad, bijzondere omstandigheden of gebeurtenissen
- De klokkenluider heeft een ernstig probleem gesignaleerd.
- ▸ Gisteren werd het probleem ontdekt door personeelsleden van de school. Zij merkten op dat bepaalde elementen, waaronder een trap, niet klopten met de tekeningen. "Vrij bizar dat wij het zelf signaleerden", vindt directeur Ruud Hoogesteger. "Op de bouwplaats zou je dat toch moeten zien, met die tekeningen."[2]
1. constateren en waarschuwen
- Het woord signaleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "signaleren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Weblink bron “School in Oost-Souburg achterstevoren gebouwd: 'Bizar'” (11 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be