schat
- schat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schat | schatten |
verkleinwoord | schatje | schatjes |
- verzamelde rijkdom
- De zeerovers hadden hun schat op een eiland begraven.
- iemand die gevoelens van liefde of vertedering opwekt
- Ach, wat een schat!
1. verzamelde rijkdom
|
|
2. lieverd
vervoeging van |
---|
schatten |
schat
- Het woord schat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be