• schat·plich·tig
  • Samenstellende afleiding van schat en plicht met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schatplichtig schatplichtiger schatplichtigst
verbogen schatplichtige schatplichtigere schatplichtigste
partitief schatplichtigs schatplichtigers -

schatplichtig

  1. ~ zijn aan: iets als inspiratiebron hebben en daarom daaraan dank verschuldigd zijn
    • Muzikaal is de band schatplichtig aan Britse punkbands. 
    • In zijn verhalen gebruikt hij aan de christelijke traditie schatplichtige elementen. 
  2. (geschiedenis), (politiek) als staat verplicht zijnde om aan een andere staat schatting te betalen
    • Vaak dwong men zijn buren vaak eerst schatplichtig te worden, daarna volgde vazalschap of regelrechte annexatie. 
80 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be