schatbewaarder
- schat·be·waar·der
- samenstelling van schat en bewaarder [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schatbewaarder | schatbewaarders |
verkleinwoord |
de schatbewaarder m
- iemand die zorgt voor het behoud van iets dat waardevol is
- Het is krachtige taal uit de mond van de 81-jarige kunsthistorica en scenarioschrijfster, die de schatbewaarder van Paustovski’s nalatenschap is. Ik bezoek haar ter gelegenheid van het verschijnen van het eerste deel van Paustovski’s epische autobiografie Verhaal van een leven - met de boeken Verre jaren en Onrustige jeugd - in de Russische Bibliotheek van Van Oorschot. Het doet haar goed dat haar stiefvader nog altijd geliefd is bij veel Nederlandse lezers, wat onder meer komt door vertaler Wim Hartog, die hem voor Nederland heeft ontdekt.[2]
- Het woord schatbewaarder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schatbewaarder" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Michel Krielaars 10 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be