• pe·ri·fe·rie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘buitenkant’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • afgeleid van het Griekse perifeer met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord periferie periferieën
verkleinwoord periferietje periferietjes

de periferiev

  1. (aardrijkskunde) een buitengebied of randgebied, zoals van een stad, land of de wereld
    • In de periferie van de wereld heerst er grote armoede. 
93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]


  • IPA: /pɛrɪfɛrɪjɛ/
  • pe·ri·fe·rie

periferie v

  1. (aardrijkskunde) periferie; een buitengebied of randgebied, zoals van een stad, land of de wereld