1. toestel waarin voedsel in zeer korte tijd warm kan worden gemaakt
2. speciaal type elektronenbuis (doorsnede)
  • mag·ne·tron
  • In de betekenis van ‘oven waarin voedsel door elektromagnetische golven verhit wordt’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1]
  • afgeleid van magneet met het achtervoegsel -tron [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord magnetron magnetrons
verkleinwoord magnetronnetje magnetronnetjes

de magnetronm

  1. (huishouden) m toestel waarin met zeer korte en gerichte elektromagnetische golven voedsel in zeer korte tijd warm kan worden gemaakt
    • De maaltijd moet drie minuten in de magnetron. 
  2. (elektrotechniek) o[3] speciaal type elektronenbuis, dat onder andere in bovenstaande oven gebruikt wordt
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. "magnetron" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. magnetron op website: Etymologiebank.nl
  3. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221; p. 2305; ook op website: vandale.nl geraadpleegd 2017-11-01
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


magnetron

  1. (huishouden) magnetron; toestel waarin met zeer korte en gerichte elektromagnetische golven voedsel in zeer korte tijd warm kan worden gemaakt


magnetron m

  1. (elektrotechniek) magnetron; een elektronenbuis die door middel van trilholtes en een magneetveld hoogfrequente elektromagnetische velden kan opwekken


  • IPA: /magnɛtrɔn/
  • mag·ne·tron

magnetron monbezield

  1. (elektrotechniek) magnetron; een elektronenbuis die door middel van trilholtes en een magneetveld hoogfrequente elektromagnetische velden kan opwekken