Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: härd


  • hård
  • Afleiding van het Zweedse bijvoeglijke naamwoord lämpa met het voorvoegsel o- en met het achtervoegsel -lig
Naar frequentie 1919
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud hård hårdare hårdast
o enkelvoud hårt
meervoud hårda
bepaald / zwak
alle vormen hårda hårdare hårdaste
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
hårde
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud hårds hårdares hårdasts
o enkelvoud hårts
meervoud hårdas
bepaald / zwak
alle vormen hårdas hårdares hårdastes
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
hårdes

hård

  1. (van aanvragen, eisen): hard, hoog
  2. (van leefomstandigheden): onverbiddelijk onvermurwbaar, streng
  3. (van een blik): grimmig, nijdig
  4. (van een inspanning): bezwaarlijk, lastig, moeilijk, vermoeiend, zwaar, zweetdrijvend
  5. (van concurrentie): hard, rauw (zee), scherp
    «Det är hård konkurrens i Åbo, men med sin särpräglade och lokala stil hittar restaurangen sin plats, tror han.»
    Er is harde concurrentie in Turku, maar met zijn kenmerkende en lokale stijl, vindt het restaurant zijn plaats, meent hij.
  6. (van weer): fel, hevig, stormachtig, turbulent
  7. (van straf): flink, streng, zwaar
  8. (van een karakter): ongevoelig, streng, strikt, verbiedend, hard, taai
  9. (van materiaal): hard, solide
  10. (van een actie, onderneming): inspannend, vermoeiend, zwaar, drastisch
  11. (van gedrag, optreden): genadeloos, hard, meedogenloos, onbarmhartig, strikt
  12. (medisch): eeltig, hoornig
  13. (scheikunde): (van water) hard, kalkrijk
  • [5]: hård i nyporna
  • [5]: hård nöt
een harde noot
  • [5]: att ha en hård nöt att knäcka
een harde noot te kraken hebben
  • [5]: hård vokal
een harde klinker