meedogenloos
- mee·do·gen·loos
- In de betekenis van ‘zonder medelijden’ voor het eerst aangetroffen in 1688 [1]
- afgeleid van mededogen met het achtervoegsel -loos [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | meedogenloos | meedogenlozer | meedogenloost |
verbogen | meedogenloze | meedogenlozere | meedogenlooste |
partitief | meedogenloos | meedogenlozers | - |
meedogenloos
- zonder medelijden, zonder mededogen
- ▸ De Engelsen en hun geallieerden hadden honderdduizenden Afrikanen afgeslacht, hun eigen en die van de vijand, ze waren de meest meedogenloze menselijke beesten van de aarde.[3]
1.
- Het woord meedogenloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meedogenloos" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "meedogenloos" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ meedogenloos op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be