hevig
- he·vig
- In de betekenis van ‘sterk, erg’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
- Naamwoord van handeling van heffen ?? met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hevig | heviger | hevigst |
verbogen | hevige | hevigere | hevigste |
partitief | hevigs | hevigers | - |
hevig
- sterk in mate
- De regen werd gevolgd door een nog hevigere stortbui.
- ▸ Doordat ik op Mount Whitney een verschrikkelijke nacht in hevig onweer had doorgebracht wilde ik zo snel mogelijk de bergen uit om bij te komen in een hotel in Independence, het dichtstbijzijnde dorp.[3]
- fel, geweldig, heftig, intens, intensief, onstuimig, sterk, bovenmatig, buitensporig, gewelddadig, hoogst, innig, levendig, overdreven, uiterst
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
hevig | heviger | het hevigst |
hevig
- in sterke mate
- Hij was hevig geschrokken van het ongeluk waar hij maar ternauwernood aan ontkomen was.
- Het woord hevig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hevig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "hevig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hevig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be