bevattelijk
- Geluid: bevattelijk (hulp, bestand)
- be·vat·te·lijk
- afleiding vannaamwoord van handeling van bevatten en met het achtervoegsel -lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bevattelijk | bevattelijker | bevattelijkst |
verbogen | bevattelijke | bevattelijkere | bevattelijkste |
partitief | bevattelijks | bevattelijkers | - |
bevattelijk [1]
- vlug van begrip zijn
- De bevattelijke leerling kon de les met groot gemak leren.
- van iets dat het helder en duidelijk is en daardoor makkelijk te begrijpen
- Het bevattelijke protocol maakt het voor iedereen duidelijk wat hij of zij moet doen als er brand uitbreekt.
- [1] slim, intelligent, knap, goedleers, pienter, scherpzinnig, schrander, snugger, wijs
- [2] aannemelijk, begrijpelijk, duidelijk, helder, inzichtelijk, billijk, plausibel, redelijk
- [1] dom, dwaas
- [2] ingewikkeld, onduidelijk, onbegrijpelijk
1. vlug van begrip zijn
2. van iets dat het helder en duidelijk is en daardoor makkelijk te begrijpen
- Het woord bevattelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevattelijk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be