bevatten
- be·vat·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevatten |
bevatte |
bevat |
zwak -t | volledig |
bevatten
- overgankelijk omvatten, in zich sluiten
- Deze pil bevat onder andere vitamine C.
- ▸ Want alleen de hand des levens kan je harten bevatten.[1]
- overgankelijk begrijpen
- Hij kon het verschil daartussen maar niet bevatten.
- ▸ Tegen het eind van het verhaal haalde de vader een groot album tevoorschijn met krantenknipsels en foto's die over een massamoord gingen die zo groot was dat het niet te bevatten was.[2]
1. omvatten, in zich sluiten
2. begrijpen
vervoeging van |
---|
bevatten |
bevatten
- meervoud verleden tijd van bevatten
- Wij bevatten.
- Jullie bevatten.
- Zij bevatten.
- Wij bevatten.
- Het woord bevatten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevatten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be