Huidig
bestand
159
  • ·se
  • op te vatten als samenstelling van  -s "achtervoegsel dat van een zn het daarnaar verwijzend bn vormt"  en  -e "achtervoegsel om een vrouwelijke persoon aan te duiden"  [1]

-se

  1. voor het vormen van zelfstandige naamwoorden van vrouwelijke bewoonsters van toponiemen
  2. vormt toegevoegd aan een traditioneel mannelijke beroepsnaam een zelfstandig naamwoord met de betekenis "echtgenote van de beoefenaar van een beroep"
    Vaak met de bijbetekenis dat zij bij dat beroep een ondersteunende rol vervult.
2. enige namen echtegenotes van beroepsbeoefenaren met dit voorvoegsel die nog moeten worden aangebracht


-se m en v, enk en mv

  1. Vorm van es, gebruikt ná het werkwoord.


nominatief genitief datief accusatief
vol clit. vol clit. vol clit. vol clit.
enk 1e ic mijns mi mi
2e du -tu dijns di di
3e m hi -i sijns -es
-s
hem -em
-en
hem -en
-ene
-ne
f si -se haer -ere
-re
-er
haer -ere
-re
-er
haer -se
n het t-
-et
-t
- -es
-s
hem het -et
-t
mv 1e wi onser ons ons
2e ghi -i uwer u u
3e si -se haer -ere
-re
-er
hem
hen
-en hem
hen
-se

-se

  1. enclitische vorm nominatief v enkelvoud: zij, ze
  2. enclitische vorm accusatief v enkelvoud: haar, ze
  3. enclitische vorm nominatief meervoud: zij, ze
  4. enclitische vorm accusatief meervoud: hen, ze