• mijns

mijns

  1. (verouderd) genitief van ik en 'k
    • Schaam u dan niet der getuigenis onzes Heeren, noch mijns die Zijn gevangene ben; (…) [1]

mijns

  1. (verouderd) genitief m (van) mijn
    • Ik ben een zoon mijns vaders. 
  2. (verouderd) genitief o (van) mijn
    • Dit is de regel mijns huizes. 
79 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[2]