zingen
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
zingen | zingend |
zang | gezongen |
- zin·gen
- erfwoord via Middelnederlands singhen van Oudnederlands singan, in de betekenis van ‘met de stem muziek voortbrengen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zingen /ˈzɪŋə(n)/ |
zong /zɔŋ/ |
gezongen /ɣə'zɔŋə(n) |
klasse 3 | volledig |
zingen
- overgankelijk (muziek) met de eigen stem als muziek laten horen
- Zij zingen iedere zaterdag in een koor.
- ▸ Er werd verteld hoe eens een abt verbood in zijn klooster Sinterklaasliedjes te zingen, niettegenstaande de smeekbeden van de monniken.[4]
- ▸ Iemand bood me een biertje aan, er werd luidkeels gezongen, er werden grappen gemaakt en mensen staarden moe het vuur in.[5]
- inergatief (figuurlijk) kenmerkend geluid in een vloeistof die gaat koken, veroorzaakt door de opstijgende dampbelletjes
- Het water zingt al, het zal spoedig koken.
- Als je het niet zeggen kunt, zing het dan maar.
Probeer iets geheel op je eigen manier te vertellen als het in normale bewoordingen niet lukt
- De ekster wil zingen tegen de nachtegaal.
Iemand wil zelf proberen iets voor elkaar te krijgen wat hem/haar totaal niet afgaat, in plaats van dat over te laten aan degenen die hier wel goed toe in staat zijn
- De koekoek en de sijs zingen niet dezelfde wijs.
Iedereen heeft zijn eigen typische ideeën en gewoontes
- Een kort liedje is gauw gezongen.
Leed hoeft niet lang te duren
- Een liedje van verlangen zingen
Op allerlei manieren een wens uitspreken
- Een toontje lager zingen
Minder opscheppen, minder snoeven, een minder grote mond hebben
- Elk(e) vogel(tje) zingt zoals hij gebekt is
Ieder laat zich uit op een wijze die door zijn eigen aard (en opvattingen) bepaald worden
- Geen twee deuntjes voor één cent zingen
Geen zin hebben hetzelfde nog een keer te herhalen
- Vogeltjes die zo vroeg zingen zijn voor de poes.
Wanneer iemand te snel van iets genieten wil, komen er vaak bedrogen vanaf
- [1] voor het zingen de kerk uit
- Zoals de ouden zongen, piepen de jongen
Kinderen van een nieuwe generatie nemen vaak de opvattingen en gewoontes van hun ouders en voorgaande generaties over
1. het musiceren met de menselijke stem
|
- Het woord zingen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zingen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "zingen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zingen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat
, p. 14
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be