• be·zin·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezingen
bezong
bezongen
klasse 3 volledig

bezingen

  1. overgankelijk over een bepaald onderwerp zingen
    • Daarin werd de schoonheid van de Alpen bezongen. 
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be