zingen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van zingen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zingen | te zingen | ||||||
toekomend | zullen zingen | te zullen zingen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gezongen | te hebben gezongen | ||||||
toekomend | gezongen zullen hebben | gezongen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
zingend | gezongen | ev. zing |
mv. verouderd zingt |
zinge | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | zing | zingt | zingt | zingt | zingt | zingen | zingen | zingen | |
verleden (o.v.t.) | zong | zong | zong | zongt[1] | zong | zongen | zongen | zongen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal zingen | zult/zal zingen | zult/zal zingen | zult zingen | zal zingen | zullen zingen | zullen zingen | zullen zingen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zingen | zou zingen | zou(dt) zingen | zoudt zingen | zou zingen | zouden zingen | zouden zingen | zouden zingen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gezongen | hebt gezongen | hebt/heeft gezongen | hebt gezongen | heeft gezongen | hebben gezongen | hebben gezongen | hebben gezongen | |
verleden (v.v.t.) | had gezongen | had gezongen | had gezongen | hadt gezongen | had gezongen | hadden gezongen | hadden gezongen | hadden gezongen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezongen hebben | zal/zult gezongen hebben | zult/zal gezongen hebben | zult gezongen hebben | zal gezongen hebben | zullen gezongen hebben | zullen gezongen hebben | zullen gezongen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezongen hebben | zou gezongen hebben | zou/zoudt gezongen hebben | zoudt gezongen hebben | zou gezongen hebben | zouden gezongen hebben | zouden gezongen hebben | zouden gezongen hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gezongen worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gezongen | er is gezongen | |||||||
verleden | er werd gezongen | er was gezongen | |||||||
toekomend | er zal gezongen worden | er zal gezongen zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gezongen worden | er zou gezongen zijn |