Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zingt

Werkwoord

vervoeging van
zingen

zingt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zingen
    • Jij zingt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zingen
    • Hij zingt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zingen
    • Zingt!