• zong
vervoeging van
zingen

zong

  1. enkelvoud verleden tijd van zingen
    • Ik zong. 
    • Jij zong. 
    • Hij, zij, het zong. 
     ‘Lang zal ze leven, lang zal ze leven…’ zong ik opgewekt door de telefoon, maar al snel hoorde ik ‘hallo…hallo…ik hoor niks, mam’.[1]
96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be