[1] rondzingen
  • rond·zin·gen

rondzingen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondzingen
zong rond
rondgezongen
klasse 3 volledig
  1. luid piepen van een geluidsinstallatie als een microfoon het geluid opvangt van de luidsprekers die het geluid van de microfoon weergeven
    • Bij het eerste het beste radiospelletje gaat het al mis. Gehakkel, geleuter, een hoge pieptoon doordat de beller z'n radio nog heeft aanstaan (dertig jaar van die debiele telefoonspelletjes op Radio 3 en nog weten de deelnemers niet dat het geluid dan gaat rondzingen), of het gekraak van een mobiele telefoon. [2]
  2. steeds meer aandacht krijgen van iets zonder dat nieuwe feiten of gebeurtenissen er aanleiding toe geven
    • Het Nederlands Handbalverbond (NHV) heeft inmiddels aangifte gedaan bij de politie over de naaktbeelden. Na de aangifte heeft de politie de beelden kunnen verwijderen. "We hebben gedaan wat we moesten doen. Dat is de betrokkenen op de hoogte stellen en daarna meteen de politie inschakelen", aldus hoofd bedrijfsvoering Norman Uhlenbusch van het NHV. "Het is vreselijk dat dit soort beelden kunnen rondzingen, maar er is weinig tegen te doen. Wij hebben het nu in handen van de politie gelegd." [3] 
    • Waarom heeft hij de afgelopen jaren nooit ingegrepen toen er via zo'n nepaccount verhalen over een niet bestaande leukemiepatiënt gingen rondzingen? Dotan moet dat geweten hebben en had direct op de rem moeten trappen. En dan ook nog via nepprofielen negatief over collega's (laten) twitteren Dat is fout, heel fout. En eigenlijk niet te vergeven. [4] 
95 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[5]