• vlies
enkelvoud meervoud
naamwoord vlies vliezen
verkleinwoord vliesje vliesjes

het vlieso

  1. dunne laag op een oppervlak
     De geur van groene zeep, het geknetter van het verse en harsrijke brandhout in de speksteenkachel en het vliesje ijs op de pis waren dus een reinigingsbad voor zijn ziel, een verheven herinnering aan hoeveel hij aan God te danken had.[3]
  2. dun flexibel scheidingsvlak
    • Bij de geboorte breken de vliezen. 
  3. afgestroopte huid met haar van een dier
    • Jason en de Argonauten gingen op zoek naar het Gulden Vlies. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]